‘We moeten over de bal heen kijken en de lange lijn in de gaten houden’

21 februari 2022

Afscheid van directeur Politieel beleid Jan Willem Schaper

Na bijna negen jaar vertrekt Jan Willem Schaper bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. Als directeur Politieel beleid en taakuitvoering hielp hij de Nationale Politie tot wasdom komen. Het plaatste hem voor tal van puzzels die de nodige creativiteit, balanceerkunst en hittebestendigheid vereisten. Daarvoor moest hij op het departement de politie regelmatig behoeden voor al te veel nieuwe beleidsimpulsen en politieke wensen. ‘Ik moest overal nee verkopen.’

“Er was in 2013 toen we van start gingen met de Nationale Politie geen blauwdruk voor hoe je zoiets als rijksoverheid moet aanpakken. Er is rijksbreed geen vergelijkbare entiteit”, zegt Jan Willem Schaper, die de afgelopen twee jaar ook plaatsvervangend DG Politie en Veiligheidsregio’s was. Hij keert na zeventien jaar terug naar de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND), waar hij zijn carrière begon en nu aan de slag gaat als directeur Juridische Zaken en als waarnemend plaatsvervangend hoofddirecteur. Schapers opvolger is ook al bekend, want hij wisselt van functie met Monique Commelin, die dus de overstap van de IND naar het kerndepartement maakt.

Gesprekspartner

Over zijn werk van de afgelopen jaren zegt hij: “Het was vaak ontzettend taaie en intellectuele kost, maar ook leuk. Ik heb voldoening gehad aan de vele puzzels waar we voor kwamen te staan en heb veel geleerd, onder andere over mijn eigen manier van denken.” Schaper begeleidde de invoering en het tot wasdom komen van de Nationale Politie en maakte alle daarmee gepaard gaande ontwikkelingen van dichtbij mee. Ook was hij gedurende deze tijd de eerste gesprekspartner van Bureau Regioburgemeesters en droeg hij bij aan de goede onderlinge verstandhouding. Hij bereidde met het bureau de agenda’s voor het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie (LOVP) voor, werkte intensief mee aan een gezamenlijk position paper over de politie van de toekomst. Hij betrok Bureau Regioburgemeesters ook bij de vertaling van regeerakkoorden en miljoenennota’s richting de politiebegroting en verdeling van middelen over de eenheden.

Nu even niet

“Toen ik in 2013 begon, kreeg ik van de DG de expliciete opdracht binnen het ministerie als hitteschild voor de Nationale Politie te fungeren. Ik moest zo veel mogelijk rust om de politie heen creëren, zodat ze de tijd kregen om de reorganisatie goed uit te voeren”, aldus Schaper. Hij maakte er zich, vertelt hij schertsend, binnen de kortste keren ‘de meest geliefde collega’ mee binnen het departement. “Ik moest overal ‘nee’ verkopen. Dan zei ik tegen mijn beleidscollega’s: ‘ik snap dat je dat van de politie wil. Maar: nu even niet.’ Vonden ze niet zo leuk. Ik was nieuw in het nieuwe bestel, maar moest samenwerken met mensen die al dertig jaar het oude bestel gewend waren. Dat leverde soms komische en soms ook wat ruwe interacties op. Wat we met de oprichting van de Nationale Politie deden was een landelijk georganiseerd geheel in een decentraal gezagsbestel plaatsen. Dat was natuurlijk een hele uitdaging. Daarom moest ik naast het fungeren als hitteschild vooral zorgen voor balans in het bestel. Een proces met bijzondere stappen. Als ik terugkijk op de Wassenaarnotitie, een stichtingsdocument waarin we wilden vastleggen hoe we met elkaar om zouden gaan, moet ik zeggen dat het vooral een demarcatienotitie was. Er stond in: waar ga jíj over en waar ga ík over. Die hele ontwikkeling van het demarqueren naar samenwerken en gedeelde verantwoordelijkheid nemen, was ingewikkeld, maar ook boeiend.”

Creatief te werk

Om als hitteschild te functioneren ging Schaper met regelmaat creatief te werk om de wereld van de politieke wensen te laten rijmen met de zich ontwikkelende Nationale Politie. Schaper: “Vlak na de start was al duidelijk dat de politie voor wat betreft de High Impact Crimes (HIC) al aan de doelstellingen was gekomen. De toenmalige minister had als wens hier nog wat extra stappen in te zetten en de ambities op te schroeven. Maar de politie en de gezagen maakten al snel duidelijk dat ze dat niet zo’n goed idee vonden. Daar moest ik een brug tussen slaan. Toen koppelde ik een ophoging van de doelstellingen aan een beleidsarm scenario, zoals we dat op het departement kennen. Het was namelijk al duidelijk dat verdere daling van de inbraken autonoom, zonder beleidsinterventies, tot stand werd gebracht. Zo kreeg de minister zijn hogere doelstellingen en kon ik de politie en de gezagen gerust stellen en verzekeren dat er geen nieuwe beleidsimpulsen op ze af kwamen. Dat soort dingen heb ik wel vaker moeten doen.”

Strijd en balans

Terugkijkend op zijn periode zegt hij: “De wereld waarin wij werken is deels een wereld gericht op inhoud, maar het is ook een relatiewereld. Je moet er een plek in zien te verwerven en vertrouwen zien op te bouwen. Dan kun je stappen zetten. Dat vertrouwen en die plek had ik in het begin natuurlijk niet. Wat me geholpen heeft is dat ik als een van de eersten nieuw in het nieuwe bestel terechtkwam. Ik had er weinig moeite mee om me horizontaal tot de politie te verhouden, in de zin van: ik sta niet boven de politie en ben er niet de baas van. Zo was het immers niet ingericht. Ik heb er dan ook geen moeite mee gehad om met de korpsleiding in verbinding te komen en uiteindelijk is het me ook gelukt om de verbinding te maken met de gezagen en hun omveld. De politie is een bijzondere organisatie; het is geen departementale dienst en hoort niet bij het concern. Dan moet je de sturing dus ook niet als zodanig inrichten. Daar heb ik tot het laatst aan gewerkt. In het begin was er natuurlijk best strijd. Als je balans nastreeft, dan moet je heel bewust organiseren dat de ‘checks and balances’ worden nageleefd. Dat vroeg en vraagt af en toe om kritische uiteenzettingen in de platforms die we hebben ingericht, zoals het LOVP. Als we onze rol zuiver spelen, dan kunnen we ook kritisch naar elkaar reageren en scherp zijn op verantwoordelijkheden. Ik heb er altijd naar gestreefd dat de politie aan kan geven wat reëel is en wat niet. Dus als de politie zegt: dit overstijgt onze mogelijkheden, dan moeten wij vanuit het departement niet denken in termen van een falende politie. Dan moeten we ons zelf in toom houden. Natuurlijk is er het politieke primaat, maar daar moeten we goed mee omgaan met een gedegen oog voor ieders rol in het bestel. We moeten ervoor zorgen dat de politie de middelen zodanig in kan zetten dat ze het beste kunnen bijdragen aan een veiliger Nederland. Dat doen ze vanuit hun professie en onder verantwoordelijkheid en aansturing van de gezagen.”

Probeer niet van ons te houden

Schaper heeft veel geleerd, zegt hij. Over de politie, het openbaar bestuur en over zichzelf. “Toen ik net binnenkwam zei een lid van de korpsleiding tegen me: ik heb twee tips voor je. Probeer níet van ons te houden, want anders kun je ons geen spiegel voor houden. En ten tweede moet je weten dat we als politie eigenlijk autistische anarchisten zijn. Als je dat maar voor ogen houdt, ben je voorbereid op het politiebestel! Toen ik hem een tijdje later weer tegen kwam zei ik: dat eerste is niet gelukt en dat tweede is maar al te waar, want ik word af en toe knetter van jullie.” Schaper kan er nog steeds om lachen, maar zijn omgang met de politie heeft hem ook veel geleerd over zichzelf. Schaper: “Mijn eerste kamerbrief ging over het aangiftebeleid. Een van de experts van de politie had mij met passie voorgehouden dat een situatie vroeg om oplossing A. Dat heb ik toen ook in de kamerbrief opgeschreven. Een paar weken later kwam ik die man weer tegen en hield hij me met evenveel passie voor dat diezelfde situatie vroeg om oplossing B. Juridisch opgeleid en politiek-bestuurlijk gevormd als ik was, voelde ik me enigszins belazerd. Maar ik kwam er achter dat je in de politiepraktijk vanuit dezelfde waardegedrevenheid op verschillende momenten voor een bepaalde situatie op verschillende oplossingen kunt uitkomen. Met de communicatiepatronen die ik had ontwikkeld en mijn wat lineaire manier van denken kon ik niet meteen ten volle doorgronden wat zo’n politieman tegen me zei. Ik heb in mijn hoofd meer ruimte leren maken om wat me verteld wordt ook echt te begrijpen. Daar ben ik eigenlijk wel trots op, het heeft me een completer mens gemaakt. Die ruimte moeten we elkaar ook geven in onze gezamenlijke zoektocht bij de doorontwikkeling van de politieorganisatie. We moeten meer over de bal heen kijken en de lange lijn in het oog blijven houden.”