‘Als de relatie goed is, durf je pijnlijke dingen met elkaar te bespreken’

2 juli 2019

Met het programma De Kracht van het Verschil heeft de Nationale Politie vier jaar gewerkt aan een diverse organisatie, ‘een politie voor iedereen’. Nu het programma is afgerond heeft commissaris Lute Nieuwerth, als portefeuillehouder diversiteit, anderhalf jaar de tijd om erop toe te zien dat de resultaten worden geborgd in de organisatie.

Waar houdt u zich als portefeuillehouder mee bezig nu het programma is gestopt?

“Nou, ik ben er knap druk mee. De zoektocht om als politie aansluiting te vinden bij een diverser wordend Nederland kent een lange geschiedenis. In die aansluiting lopen we altijd iets achter. We hebben het programma vier jaar gedraaid als een impuls en het is grotendeels gelukt, er is veel gedaan. Nadeel van een apart programma is dat er soms in de organisatie over diversiteit gezegd wordt: daar hebben we toch een programma voor? Dan zie je een houding ontstaan van: dat is niet van ons maar van het programma. Daarom heeft de korpsleiding gezegd: het onderwerp hoort in de lijn thuis. Mijn taak is nu om erop toe te zien dat het daar ook komt. Daarnaast moet ook bezien worden of dat genoeg is. De aandacht mag natuurlijk niet verslappen. Soms is een luis in de pels op dit onderwerp ook nodig. Daar bedoel ik overigens niet per sé mezelf mee. Het resultaat komt idealiter voor eenderde uit de verankering in de lijn, eenderde van het programma-management en voor eenderde doordat vaandeldragers het uitdragen in de eenheden en op nationaal niveau. Hoe alles gaat uitpakken, daar ga ik me anderhalf jaar mee bezighouden.”

Gaat u de teams bezoeken om te kijken hoe divers ze zijn?

“We hebben meerdere mogelijkheden om de organisatie te bevragen op dit punt en om dingen na te lopen. Zie het als onderhoud: nalopen of iets dat we hebben afgesproken ook is gedaan. Is dat niet zo, dan moet je nagaan of er sprake is van achterstallig onderhoud of van een verschillende beoordeling van de gemaakte afspraken. Dat is een gezond proces.”

Wat is het mooiste resultaat van het programma, wat u betreft?

“De verbinding die we gemaakt hebben. Eigenlijk zou het programma misschien wel De Kracht van de Verbinding hebben moeten heten. Als je teveel de nadruk op verschil legt, kun je daar aan blijven hangen. In de verbinding die we bereikt hebben zitten veel mooie, maar ook pijnlijke zaken. Neem etnisch profileren. We hebben de afgelopen drie, vier jaar moeten erkennen en herkennen dat dat voorkomt bij de politie. Het is geen schering en inslag, maar een aantal is daar onbewust mee bezig. De bewustwording doet pijn, want je wordt geconfronteerd met je eigen vooroordelen en je bent je er niet van bewust dat die vooroordelen meespelen in je dagelijkse keuzen. En toch is het zo. Degenen die er bewust mee doorgaan moeten we er met een pincet uithalen. Zij zijn niet geschikt voor het politiewerk. Naast de verbinding is dus ook bewustwording een mooi resultaat; de bewustwording dat je soms de verbinding net niet hebt.”

Zijn de resultaten van het programma al zichtbaar in de organisatie?

“De enorme aandacht die het heeft gebracht voor diversiteit is heel positief. Velen zien diversiteit als een kans, enkelen de negatieve gevolgen als we niets doen als een bananenschil, als een bedreiging. Door de bewustwording maken we veel meer incidenten bespreekbaar. De pers en de politiek hebben dat ook opgemerkt. Het is een pijnlijk proces, dus dat moet je durven aangaan. Maar ik vind dat een groot goed. Het gaat om de kwaliteit van de relatie die we met elkaar hebben, als die goed is durf je dingen met elkaar te bespreken. Nederland verandert, dus veranderen wij als Nationale Politie mee. We spreken elkaar aan op niet-gewenst gedrag, want we willen sociaal-hygiënisch met elkaar omgaan. Een goed voorbeeld is de zwarte pietdiscussie. Mensen zeggen bijvoorbeeld: dat hoort bij Nederland en we bedoelen het niet racistisch. Dat is net zoiets als wanneer ik voortdurend bot ben tegen mijn partner en tegen haar zeg: zo bedoel ik het niet. Het is een vorm van onbewuste onbekwaamheid. Daar moeten we overheen komen.”

Lukt het om de instroom in de teams ook divers te maken?

“Dat is een spannend proces. We hebben de komende jaren een vervangingsbehoefte van ca. 17.000 medewerkers. De korpschef wil dat 25% van de mensen, die de initiële opleiding aan de Politieacademie volgen, een dubbele culturele achtergrond heeft. De eenheid Amsterdam heeft zich zelfs hogere doelen gesteld. Overigens is één ding wel zeker: we tornen niet aan de kwaliteitseisen. Als je badmeesters werft moeten ze wel kunnen zwemmen. Maar we willen dat meer mensen uit diverse doelgroepen hun vinger gaan opsteken als we zeggen dat we agenten nodig hebben. Daar is wel wat begeleiding bij nodig. De politie is een zeer populaire werkgever in Nederland, maar zal wel de komende jaren extra haar best moeten doen om deze specifieke doelgroepen aan te trekken. Daarom maken we gebruik van “state of the art” arbeidsmarketing en wervingsactiviteiten en blijven daarin investeren en innoveren. Ook de talloze “blauwe politiemensen” dragen vanuit de liefde voor het vak en hun zichtbare aanwezigheid bij die specifieke doelgroepen hun steentje bij. Daarnaast is alle overige hulp, zoals bijvoorbeeld van burgemeester Marcouch die in zijn netwerk aandacht geeft aan politievacatures, een stevige steun in de rug. 

We moeten dan ook aandacht aan begeleiding besteden om te voorkomen dat men weer afvalt.”

Hoe zorg je ervoor dat een team zo divers mogelijk is?

“We willen sturen op competenties, niet op uiterlijke kenmerken zoals huidskleur. Het gaat namelijk niet om je huidskleur of waar toevallig je wieg heeft gestaan, maar om wat jij aan talent meebrengt. Bovendien ontbreekt de wettelijke basis om persoonlijkheidskenmerken (etnische achtergrond, geloof, seksuele voorkeur etc.) te registreren. Het draait uiteindelijk om de vraag: wat is de context en welke talenten wil een teamchef in het team zien om zo goed mogelijk in die context te kunnen werken? Het gaat erom of iemand over de competenties beschikt die een agent nodig heeft in bepaalde wijk; dan kan het gaan om kennis van bepaalde culturen.”

Wanneer is de verbinding die de politie met de samenleving wil maken optimaal?

“Ik zou zeggen: nooit. Ik trek wel eens de vergelijking met de relatie met mijn vrouw. Een relatie is een kwestie van vallen en opstaan, met hoogte- en dieptepunten. Het gaat er om dat je in liefde met elkaar kunt blijven praten, ook als je boos bent en dat van elkaar kunt hebben. Verbinding en inclusiviteit betekent dat je elkaar permanent opzoekt en tegen de pijn kunt als je geconfronteerd wordt met je eigen tekortkomingen.” Het vraagt structurele aandacht en inzet om in verbinding te blijven. Daarom moeten we dit thema ook borgen in de lijn in plaats van in een tijdelijke hulpstructuur zoals een programma.