Effectieve bestrijding online criminaliteit vraagt om verandering aanpak politie

1 december 2025

Gesprek met Stan Duijf en Anne Jan Oosterheert

Om de groeiende online criminaliteit het hoofd te bieden, is aanpassing van de politieorganisatie noodzakelijk. Dat zeggen Stan Duijf, hoofd Operatiën bij de Eenheid Landelijke Opsporing en Interventies en Anne Jan Oosterheert, transitiedirecteur Digitale Transformatie bij de politie. De aanpak van online criminaliteit moet onderdeel worden van het dagelijks politiewerk. Nieuwe landelijke voorzieningen en een strategie die hand in hand met het bevoegd gezag wordt uitgevoerd, maken de aanpak effectiever.

“Je kunt tegenwoordig bijna geen aankoop meer doen zonder je e-mailadres, NAW- en bankgegevens ergens online achter te laten. We leven in een wereld waarin data en technologie een heel belangrijke rol zijn gaan spelen. In al die data is een enorme handel ontstaan, ook in de criminele wereld”, zegt Stan Duijf, die bij de politie verantwoordelijk is voor beleid, strategie en operatie op het gebied van cybercrime. Met de snelgroeiende berg aan informatie kunnen criminelen heel veel strafbare feiten plegen, weet Duijf; van zeer complexe cybercrime, zoals het hacken van beveiligde systemen van organisaties, tot bankhelpdeskfraude en sextortion. “Wat we zien is dat de cybercrime het plegen van allerlei vormen van digitale criminaliteit mogelijk is gaan maken”, vult Anne Jan Oosterheert aan. Hij is bij de politie verantwoordelijk voor de aanpak van gedigitaliseerde criminaliteit. Door digitale infrastructuren te bouwen die als service verhandeld worden, is deze vorm van criminaliteit enorm schaalbaar geworden, legt hij uit. Een voorbeeld hiervan is een botnet; een netwerk van apparaten die met malware zijn geïnfecteerd en op afstand bestuurd worden om bijvoorbeeld duizenden phishing mails tegelijk te versturen.

Steeds geraffineerder

“Een fitte inbreker kon vroeger vijf tot tien inbraken in een nacht plegen. Dan heb je het echt over een topper. Met digitale criminaliteit, die wordt geserviced door cybercriminelen, kun je vele slachtoffers in een paar minuten maken”, aldus Oosterheert. “Je zou wel gek zijn om als crimineel midden in de nacht op pad te gaan en bij het inbreken allerlei risico’s te lopen, als er een andere criminaliteitsvorm voorhanden is, waar je door de schaalbaarheid rijk van kunt worden”, zegt Duijf. Volgens Oosterheert gaat dat steeds geraffineerder en worden mensen heel gericht benaderd. “Oudere mensen zijn vaak het doelwit. Door de mailbox te hacken weten ze bijvoorbeeld dat iemand een afspraak in het ziekenhuis heeft. Vlak voor de afspraak, als mensen al gespannen zijn, krijgen ze een appje of een telefoontje, waarbij via een mooi verhaal toegang tot computer wordt verschaft en de bankrekening wordt geplunderd. Het geld wordt heel snel over de wereld verspreid, zodat het voor de opsporingsdiensten moeilijk te achterhalen is. Ook mensen die net met pensioen zijn en onlangs hun mkb-bedrijf hebben verkocht, vormen een aantrekkelijk doelwit. Met veel leed en schade tot gevolg.”

Een op de vijf

De online criminaliteit stijgt, terwijl de traditionele vormen van criminaliteit, zoals woninginbraken, al een tijd aan het afnemen zijn. “Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt een op de vijf Nederlanders slachtoffer van online criminaliteit”, zegt Duijf. Overigens doet niet iedere particulier die geld afhandig is gemaakt aangifte. Schaamte kan hierbij een rol spelen. Bedrijven doen wel eerder aangifte, volgens Oosterheert. Wat online criminaliteit ook aantrekkelijk maakt, is dat de pakkans momenteel nog relatief klein is, leggen Oosterheert en Duijf uit. “Deze vorm van criminaliteit is enorm schaalbaar en als politie zullen we mee moeten schalen. De politie is georiënteerd op de meer klassieke delicten en met de toename van online criminaliteit zal de politie die omslag ook moeten maken”, zeggen Duijf en Oosterheert. “En hoewel plegers van online criminaliteit zich anoniem wanen, laten ook zij sporen achter; net als woninginbrekers, maar dan online.”

Dagelijks politiewerk

Oosterheert en Duijf werken vanuit hun rollen bij de politie samen aan een strategie om de aanpak van online criminaliteit effectiever te maken. “Veertig tot vijftig procent van de criminaliteit is gedigitaliseerd”, zegt Oosterheert. “En we zien de aantallen alleen maar stijgen. Dat betekent dat we een politieorganisatie moeten hebben die daarop is ingesteld. Het aanpakken van online criminaliteit wordt nu nog gezien als iets specialistisch, maar het moet gaan behoren tot de kern van het dagelijks politiewerk.” Duijf: “De aanpak van een mishandeling, een woninginbraak of overlast in de wijk vinden we normaal politiewerk. De bestrijding van online criminaliteit hoort daarbij, zeker gezien de grote psychologische impact op de slachtoffers en de hoge schadebedragen.”

Landelijke voorzieningen

Binnen online criminaliteit wordt onderscheid gemaakt tussen cybercrime en gedigitaliseerde criminaliteit. Cybercrime omvat de meer complexe criminaliteit, zoals het te lijf gaan van ict-infrastructuur met DDoS aanvallen of ransomware. Bij gedigitaliseerde criminaliteit gaat het meer om zaken als bankhelpdeskfraude en phishing. Oosterheert: “We willen alle informatie en data op deze gebieden samenbrengen en op één plek verwerken. Vervolgens bekijken we wat het beste politiewerk is dat we er tegenover kunnen zetten. Dan gaat het om politiewerk op alle schaalniveaus; van de wijkagenten in de wijk tot de teamrecherche in het basisteam tot een districtsrecherche tot het regionale of landelijke niveau. Om het overzichtelijk te houden worden onder de parapluterm online criminaliteit twee landelijke voorzieningen opgezet: één voor cybercrime en één voor gedigitaliseerde criminaliteit. Vanuit deze voorzieningen bereiden we het politiewerk op de verschillende schaalniveaus voor. Zo creëren we een meerschalige en samenhangende aanpak.”

Keuzeproces

Op de vraag of er met deze opzet nog wel genoeg aandacht blijft voor traditionele criminaliteit, zoals winkeldiefstal, zegt Duijf: “Het is niet zo dat er niets meer aan winkeldiefstal gedaan kan worden. Wij denken wel dat een burgemeester of een driehoek naar een gemeente kijkt vanuit het perspectief van slachtoffers en de impact. In elke gemeente zul je zien dat het aantal slachtoffers van online criminaliteit oververtegenwoordigd is. En als je dat constateert, kan ik me voorstellen dat een lokale driehoek besluit om daar meer opsporingscapaciteit op in te zetten.” Oosterheert voegt toe: “Uiteindelijk is het een keuzeproces. Maar als de keuze wordt gemaakt om hier meer capaciteit voor vrij te maken, kunnen we met de huidige manier waarop de politie is georganiseerd nog onvoldoende tegemoet komen aan de wensen van het bevoegd gezag. Met de landelijke voorzieningen, zoals we die aan het opzetten zijn, creëren we de randvoorwaarden om de online criminaliteit effectiever aan te pakken.”

Hand in hand

Volgens Duijf en Oosterheert is weliswaar sprake van een nieuwe fase, maar is de vernieuwde aanpak van online criminaliteit volop in beweging en al besproken in veel regionale veiligheidsoverleggen. Ze benadrukken dat deze ontwikkeling in goed overleg met het gezag plaatsvindt. “We werken hand in hand met het bevoegd gezag”, zegt Duijf. Oosterheert: “Zo trekken we in de uitwerking van de strategie samen op met twee hoofdofficieren van het OM en met twee burgemeesters in de landelijke cyberdriehoek.” De twee burgemeesters in dit afstemmingsoverleg zijn Wim Hillenaar (Maastricht) en Bert Wijbenga (Vlaardingen). Hillenaar is namens de regioburgemeesters portefeuillehouder online criminaliteit. Wijbenga is voorzitter van het platform cyberburgemeesters, maar wordt in die functie binnenkort opgevolgd door de burgemeester van IJsselstein, Ester Weststeijn. 

Preventie

Interventies bij de bestrijding van online criminaliteit variëren van preventie tot disruptie en repressie, vertelt Duijf. “Het traditionele opsporen, aanhouden en vervolgen blijft heel belangrijk. Maar we moeten slim kijken naar waar we de meeste impact kunnen hebben. “Zo hebben wij onlangs in Oost-Nederland een serie malafide servers volledig ontmanteld. Dat is een manier om veel online criminaliteit te voorkomen. Aan preventie doen we ontzettend veel, zoals het voorlichten van ouderen of het maken van afspraken met Google. Als iemand googelt naar hoe je bepaalde criminele praktijken kunt uitvoeren, komt er een advertentie van de politie tevoorschijn waarin staat dat het strafbaar is om die activiteit uit te voeren.” Omdat cybercrime grenzeloos is, moet ook de aanpak plaatsvinden met nationale en internationale partners.

Collectieve verantwoordelijkheid

Voor de aanpak van online criminaliteit is een ‘whole society approach’ nodig, volgens Duijf en Oosterheert. “Het is een collectieve verantwoordelijkheid. Als politie kunnen we daaraan bijdragen”, zegt Duijf. “Maar de hele overheid en het bedrijfsleven moeten hieraan bijdragen en samenwerken op dit terrein. De digitale transformatie kan niet zonder de kracht van samenwerking.” Oosterheert noemt de City Deals Lokale Weerbaarheid Cybercrime als mooi voorbeeld van een subsidieregeling die lokale experimenten mogelijk maakt op het gebied van preventie. “Als politie zijn we daar niet leidend in, maar wel faciliterend. Zonder preventie kom je er niet. Banken vinden dat ook en de telecomsector zet er ook fors op in. Er is nog heel veel werk aan de winkel.”

Digitaal vaardig

Een ander belangrijk aspect dat Duijf en Oosterheert aansnijden is het digitaal vaardiger maken van agenten. “We zijn eerst gestart met het naar binnen halen van specialisten om het kennisniveau intern een boost te geven. Daarnaast zijn we al een aantal jaren fors aan het investeren in opleidingen voor al onze collega’s. Dat gaat de komende jaren nog veel meer worden. Ook de Politie Academie is daarmee bezig. We maken daarnaast ook gebruik van zij-instromers, mensen die vanuit de markt binnenkomen. Die krijgen een speciale opleiding zodat ze gericht en snel inzetbaar zijn”, vertelt Oosterheert.

Direct langs

Duijf en Oosterheert benadrukken hoe belangrijk het is om de aanpak onderdeel te maken van het dagelijks politiewerk. Een praktijkvoorbeeld hiervan is de digitale meldkamer, die in Oost-Nederland als eerste is gestart. Oosterheert: “Als je online bent opgelicht en je meldt dit, komt de politie direct langs om de aangifte op te nemen en sporen veiligstellen. Dan heb je meer kans om opsporingshandelingen te verrichten of zelfs de misdaad te stoppen als die nog in gang is. Tegelijk snappen slachtoffers ook dat het niet altijd meteen kan worden opgelost. Maar die aandacht is belangrijk. Uit recent wetenschappelijk onderzoek blijkt namelijk dat de impact bij slachtoffers minstens even groot is als bij een woninginbraak.” Duijf: “Mensen hebben dan behoefte aan de nabijheid en zichtbaarheid van de politie.”