‘Onze aanpak van ondermijning is altijd gericht op het systeem’

22 december 2022

Gesprek met NSOC directeur Joost van Slobbe over de aanpak van ondermijning

In de strijd tegen ondermijnende criminaliteit is de Nationale Samenwerking tegen Ondermijnende Criminaliteit (NSOC) opgericht als opvolger van het MIT. In de nieuwe organisatie werken zoals al bij het MIT, politie, het Openbaar Ministerie, de Douane, de Belastingdienst, de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst, de Koninklijke Marechaussee en andere onderdelen van het ministerie van Defensie samen. Maar volgens directeur Joost van Slobbe brengt NSOC een vernieuwde en aanvullende werkwijze in de aanpak van ondermijning. In achttien maanden moet het NSOC zijn meerwaarde tonen.

“Eerlijk gezegd had ik het vijftien jaar geleden niet voor mogelijk gehouden dat we met Nederland in de situatie terecht zouden komen waar we nu in beland zijn. Bedreigingen van rechters, advocaten, officieren van justitie, journalisten en zelfs liquidaties van enkele van deze personen… Ik dacht altijd dat onze rechtstaat zo robuust en stabiel was, dat zoiets hier niet mogelijk zou zijn. De groei van ondermijning is heel erg zorgelijk. Daarin zit ook mijn motivatie om voor dit samenwerkingsverband aan de slag te gaan.” Aldus Joost van Slobbe, sinds 26 september directeur van NSOC. “Door mijn ervaring in de bestrijding van georganiseerde criminaliteit, vooral bij de politie, maar ook door ervaring bij een bijzondere opsporingsdienst, denk ik dat ik hier wat in kan betekenen. Vooral in de verbinding tussen de samenwerkende partijen.” Van Slobbe was in zijn vorige functie Hoofd Opsporing van de Nederlandse Arbeidsinspectie.

Meerwaarde

NSOC is de opvolger van het Multidisciplinair Interventieteam (MIT) dat drie jaar geleden in het leven werd geroepen. Van Slobbe: “Ondermijnende criminaliteit is enorm ontwrichtend. Ik kijk ernaar uit met NSOC nieuwe interventies te ontwikkelen, daarmee operationele resultaten te boeken en een verbindende schakel te zijn naar publieke en private organisaties.” De operationele focus van NSOC staat beschreven in een werkplan met vier thema’s: trade based money laundering, criminele dienstverleners, logistieke dienstverleners en corruptie en geweld. Van Slobbe heeft de opdracht in achttien maanden concrete resultaten te boeken door het opzetten van nieuwe interventiemogelijkheden om criminele netwerken en hun verdienmodellen aan te pakken. “Het is een relatief korte periode”, vindt hij. “In achttien maanden kan een organisatie als deze nog niet in ‘full swing’ opereren. Maar we zullen in die periode tal van activiteiten hebben ontplooid en een werkwijze hebben ontwikkeld die bewezen meerwaarde heeft en aanvullend is op de moederdiensten. Daar ben ik van overtuigd. Daarna zullen we -als wordt besloten dat we verder kunnen- door moeten bouwen om het volledige rendement eruit te halen. Er is trouwens net een wetenschappelijk onderzoek afgerond naar vier vergelijkbare instituten in Engeland en Amerika. Daaruit blijkt dat de onderzochte organisaties minimaal vier tot vijf jaar nodig hadden om stabiel en effectief te zijn.”

Nadruk op samenwerking

Volgens Van Slobbe zit de meerwaarde op verschillende fronten: “Als het gaat over het operationeel inhoudelijke, dan kan men van ons verwachten dat wij systemische- en fenomeenanalyses maken op de thema’s waarop we focussen en dat we daaruit voortvloeiend een aantal interventies hebben uitgerold via de methode die wij hanteren. Dat betekent: niet los van elkaar, maar in samenhang en op basis van de prioritering uit ons actieplan. Die interventies gaan van hardcore opsporing en toezichtacties tot aan alternatieve interventies en alles wat ertussen zit. De interventies voeren we multidisciplinair en in samenhang uit, met een doordachte volgorde, maar met de mogelijkheid om ze flexibel aan te passen. Daarnaast voorzien we voor onszelf ook een platformfunctie waar zaken bij elkaar komen, waar we verbindingen leggen; nationaal, lokaal en internationaal.” Een van de zaken die ook meerwaarde gaat opleveren is het datawarehouse. “We hebben hier al een heel stevig netwerk liggen dat in samenwerking met specialisten van de politie is opgezet. Dat stelt ons straks in staat data van de verschillende diensten in huis te halen en te combineren om daar data-analyses op los te laten. Wij hebben nu nog de uitdaging dat het juridisch kader nog niet toereikend is om van deze mogelijkheden volledig gebruik te maken. We gaan de kennis die we bij NSOC in huis hebben, totdat we hier zelf mee aan de slag kunnen, inzetten om bij de politie te helpen met die ontwikkelingen. En we kijken in de toekomst wat een efficiënte manier is om met die data om te gaan.”

Naast de juridische uitdagingen kent NSOC ook nog organisatorische uitdagingen, merkt Van Slobbe op: “Het opzetten van zo’n samenwerkingsverband gaat niet zonder slag of stoot. We hebben natuurlijk te maken met verschillende culturen. We investeren daarom veel in het samenbrengen van mensen uit verschillende organisaties. Je moet door een bepaald proces heen.”

In de samenwerking zit ook het verschil met het MIT, waarvan NSOC de opvolger is, legt Van Slobbe uit. “Waar het MIT veel meer een opzichzelfstaande entiteit was en dat ook uitstraalde, is het NSOC nadrukkelijk een samenwerkingsverband. Budget is sterk verminderd en capaciteit is ongeveer gehalveerd. Maar de uitgangspunten wendbaar, innovatief, multidisciplinair en systeemgericht, staan nog steeds overeind. Wat wezenlijk anders is, is dat wij nu werken met een gericht actieplan dat door de moederorganisaties samen met het ministerie van JenV akkoord is bevonden.” Belangrijk voor de gezamenlijke aanpak van ondermijning noemt Van Slobbe de samenwerking met private partners. Van Slobbe: “Je zoekt private partners die kunnen helpen om een interventie uit te rollen. Brancheorganisaties liggen dan het meest voor de hand, maar ook andere private partners kunnen heel interessant zijn. Daarnaast zoeken we ook publiek private samenwerking als het gaat om het naar binnen halen van kennis en expertise. Het gebrek aan continuïteit in de samenwerking met de overheid op dit punt ervaren private partners nog wel eens als lastig. Het bestendigen van die relatie en het optreden daarin als één overheid is nog wel een uitdaging.”

Goed afstemmen

Het NSOC heeft zelf ook capaciteit om interventies uit te voeren. Daarnaast kan NSOC betrokken zijn bij interventies die door de moederorganisaties worden uitgevoerd. In beide gevallen vinden interventies plaats op basis van een systeemgerichte aanpak en een brede analyse. “Onze benadering is altijd gericht op het systeem”, vertelt Van Slobbe. “We werken niet vanuit casuïstiek. In de analyse kijken we waar de zwakke schakels zitten, bijvoorbeeld in het logistieke of financiële proces waar we op willen ingrijpen. We kunnen een deel van die interventies zelf doen met mensen die binnen NSOC werken. Daarnaast hebben we de afspraken met de moederdiensten om een flink deel van de interventies waar zij goed in zijn daar uit te zetten. In dat geval doen we het voortraject hier en bewaken we ook de samenhang van de activiteiten en de sturing daarop. Essentieel is dat de organisaties aan de voorkant hebben ingestemd met de onderwerpen uit ons actieplan en tijdens het proces meewerken aan de analyses en meesturen op de keuzes die worden gemaakt voor een interventiestrategie. Zo boek je resultaten met elkaar.

Het is voor de werkwijze die we volgen cruciaal om voortdurend in verbinding met de zes moederorganisaties te staan om daar een win-win situatie te creëren. Stel dat we met een landelijke of regionale recherche samenwerken aan een bepaalde interventiestrategie, dan werkt het natuurlijk makkelijker als hun specifieke prioriteiten samenvallen met de onze. Daarom is het zaak om steeds goed af te stemmen en te kijken waar we elkaar kunnen vinden. Als er in een regio een goede regionale aanpak is, dan wil NSOC daar niet iets heel anders naast zetten. Wij willen meerwaarde bieden. Niet meer en niet minder. En we willen gezien worden als betrouwbare partner. We willen met onze aanpak op de regionale aanpak aansluiten. Met de RIECs en het LIEC hebben we goede contacten. Maar het is ook belangrijk om met lokale en regionale bestuurders af te stemmen. We willen ze niet verrassen, want dat werkt natuurlijk averechts. We zitten in de fase om goed te verkennen hoe we de samenwerking op regionaal en lokaal niveau naar tevredenheid van de betrokken partijen kunnen organiseren.”

Heeft Van Slobbe nog een boodschap voor de burgemeesters, vragen we tot slot. “NSOC heeft veel te bieden en ik ga graag met burgemeesters in gesprek als zij kansen voor samenwerking met ons zien. En andersom. Onze werkwijze leg ik graag uit, daarbij wil ik graag van gedachten wisselen over de vraag hoe we samen met de mensen die lokaal en regionaal bezig zijn tot goede resultaten kunnen komen in de aanpak van de georganiseerde ondermijnende criminaliteit. In de gedeelde zorgen en ambitie vinden we elkaar.”