Politiechef Anja Schouten: ‘Burgemeester wees zuinig op de zorg- en veiligheidshuizen’

8 maart 2021

Dossier Verward gedrag

Mensen die verward gedrag vertonen vragen onverminderd aandacht van de politie. Het aantal incidenten van personen met verward gedrag, ook wel bekend als melding E33, stijgt nog steeds en kwam in 2020 boven de 100.000 uit. Anja Schouten, politiechef in Noord-Holland en portefeuillehouder Zorg en Veiligheid bij de Nationale Politie benadrukt het belang van de multidisciplinaire aanpak.

Het onderwerp ‘personen met verward gedrag’ is op dit moment geen gespreksonderwerp op het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie (LOVP). Waarom is dat?

AS: “De aanpak van verward gedrag is begonnen als iets wat landelijk geagendeerd en besproken werd. We zitten nu in de fase van de regionale uitwerking. Dat betekent dat het onderwerp meer in driehoeksoverleggen en regionale tafels aan de orde komt. Een aantal jaren geleden moesten voor drie belangrijke zaken de randvoorwaarden nog geregeld worden: vervoer, beoordelingslocaties en beveiligde bedden. Inmiddels is de wet- en regelgeving helder en zijn we goed op weg. Neem het vervoer. Nu is duidelijk dat het Regionale Ambulancevervoer (RAV) dat regelt. We hoeven in de regio dus niet meer te discussiëren over de verantwoordelijkheid, wel over de uitvoering. Daarin zijn nog grote verschillen.”

Wat ziet de politie ervan terug, nu de randvoorwaarden zijn ingevuld?

AS: “Het betekent voor ons, maar dat geldt net zo zeer voor de burgemeesters, dat we de regionale samenwerkingsverbanden werkbaar moeten krijgen. Het is van belang dat de burgemeesters ervoor zorgen dat ook de wethouder Zorg is aangesloten; dat is op steeds meer plekken geregeld. Dan kun je vanuit het gezamenlijke belang zaken agenderen bij partners in het vervoer en in de zorg en bij financiers, om de landelijke afspraken te effectueren. Dat is de slag waar we nu in zitten en die is trouwens net zo ingewikkeld als de vorige.”

Heeft de politie een voortrekkersrol om die regio-overleggen van de grond te krijgen?

AS: “In het in gang zetten van de regionale platforms staan we echt niet meer alleen. De GGD’s, de veiligheidsregio en andere bestuurlijke overleggen trekken net zo hard mee. Onze rol is, onder andere, dat we de casuïstiek inbrengen van wat niet werkt. Dat gaat vaak over wat ‘buiten kantoortijden’ gebeurt. Wij zijn dan in het overleg de ’partypooper’ en dat kan pijnlijk zijn. Het gaat vaak over wachttijden. De optelsom van de interventies en de volgorde kloppen dan wel. Maar als we bijvoorbeeld drie uur moeten wachten…”

Waar wordt op gewacht: vervoer of op een beoordelingslocatie?

AS: “Soms gaat het zelfs om apart wachten op allebei. In zo’n geval gaan onze mensen het toch zelf oplossen. Drie uur wachten is echt te lang. Want wachten betekent dat je twee mensen uit de dienst moet halen om te wachten. En we hebben al zo’n moeite om onze spoed & nu op peil te houden. Dit soort zaken speelt zich bijvoorbeeld zaterdagavond om twaalf uur af. Daarom snap ik dat de collega’s er voor kiezen om iemand dan toch maar even in een cel op te nemen. Op dat moment is dat vanuit hun perspectief de beste oplossing. Maar ik zeg erbij: zorg er maandagochtend meteen voor dat deze casus besproken wordt. Want een dergelijk voorval mag niet het begin zijn van een nieuwe gewoonte.”

Heb je wel eens overwogen om níet te handelen? Om te laten zien wat er dan gebeurt?

AS: “Ja, dat idee komt iedere paar weken bovendrijven, maar dat kunnen wij als politie gewoon niet. Daar hebben onze mensen een te groot hart voor, dus die laten iemand in nood niet staan.”

Hoe ziet de politie haar rol idealiter omtrent personen met verward gedrag?

AS: “Dat wij alleen opgeroepen worden als het echt gevaarlijk wordt. We zouden willen dat de politie niet in actie hoeft te komen bij niet-gevaarlijke, niet-strafrechtelijk vervolgbare zaken. Dat gebeurt als mensen het correcte nummer bellen én de triage op de meldkamer goed werkt. Je ziet dat 98% van de gemeenten aangesloten is op het nieuwe landelijk meldpunt Zorgwekkend gedrag: 0800-1205. Dat is mooi. Wat ons betreft is er winst te behalen bij mensen die wij maar één keer zien. Daar zou een hulpverlener op af moeten gaan. Voor de aanpak van de veelmelders (meer dan vijf keer per jaar) is met de multi-disciplinaire aanpak veel te winnen. Hier is vaak sprake van verschillende problematieken, van schulden tot verslaving. Samen met de gemeenten, de GGZ, de woningcorporaties, het sociaal domein, moeten we bezien wat deze personen helpt. Dan is er nog een groep van 800 tot 1500 mensen die we verward en gevaarlijk noemen. Voor die groep zijn een paar belangrijke ontwikkelingen gaande. Er is voor het eerst zicht op het aantal en de locaties van beschikbaar beveiligde bedden. Daarnaast kennen we nu de levensloopregeling voor notoire veelplegers. Dat betekent dat zij voor een jaar of drie wonen, dagbesteding, inkomen, ondersteuning en zorg als één pakket geleverd krijgen. Deze ontwikkelingen kunnen die mensen goed helpen. En uiteindelijk ook ons als politie.”

Met die integrale samenwerking help je de persoon en de politie?

AS: “Ja. Daarom zeggen wij tegen de burgemeesters: wees zuinig op de zorg- en veiligheidshuizen, die zijn echt belangrijk. Dat is de plek om die complexe multi-problematiek te bespreken en om informatie met elkaar te delen. De GGZ zou hier ook standaard aan tafel moeten zitten, dat is nog niet overal het geval.”

Je verwacht ook veel van de nieuwe persoon in de wijk, een sociaal psychiatrisch verpleegkundige. Hoe gaat die samen met de wijkagent werken?

AS: “Als het goed is gaan ze elkaar snel vinden, veel met elkaar delen en nauw contact onderhouden met het sociaal wijkteam. Het is eigenlijk een deskundige wijk-ggd’er, iemand die de bemoeizorg in een wijk gestalte geeft die plaatsvindt voordat er politie in beeld komt. In wijken waar dit is geregeld, kan heel veel escalatie voorkomen worden. Het voordeel is dat zo’n wijk-ggd’er, anders dan een wijkverpleegkundige, zonder indicatiestelling werkt. Er zijn geen drempels, het gaat om nuldelijnszorg.”

Is dat iets wat gemeenten zelf besluiten in te stellen?

AS: “Er is beleid over afgesproken en er is een subsidieregeling gemaakt. Dat wordt via ZonMW en het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) uitgezet. Er zijn zo’n veertig gemeenten die hier al mee werken.”

Het aantal incidenten E33 is vorig jaar minder gestegen, maar het loopt al jaren op.

AS: “Wij durven het woord ‘afvlakken’ eigenlijk nog niet te gebruiken. Belangrijk is om meer informatie uit de cijfers te krijgen. Aan die aantallen E33 meldingen kun je bijvoorbeeld niet zien of het om meer of minder mensen gaat. Ik ben meer geïnteresseerd in de combinatie met andere gegevens, zodat we meer inzicht krijgen in wat er gaande is bij mensen die in nood komen. We hebben nu ook een lector Onbegrepen Gedrag bij de Politieacademie. We willen er ook meer met behulp van Intelligence naar kijken. Omdat we hier niet met verdachten te maken hebben, weten we veel minder over deze groep mensen. Door de operationele informatie uit het hele land bij elkaar te brengen kunnen we het fenomeen beter duiden en over preciezere aantallen en profielen beschikken.”

Wat is goed politiewerk als het personen met verward gedrag betreft?

AS: “Er zijn drie hoofdlijnen voor het werk van de politie binnen dit vraagstuk. Wij zijn er allereerst voor om onveilige situaties weer veilig te maken en om strafrecht te starten. Dat is hier ook onze benadering. Ten tweede is het onze taak om, als wij zorgen hebben over mensen, dat te kunnen melden bij het juiste loket. We willen het voor onze collega’s makkelijker maken om de zorg daar te adresseren waar anderen er mee aan de slag kunnen, dus ook bij decentrale loketten. Ten derde willen wij een betrouwbare partner zijn in de multi-disciplinaire aanpak. Daar is een construct voor nodig en pleiten wij zo sterk voor de zorg- en veiligheidshuizen. Als we ons als politie op deze drie hoofdlijnen kunnen richten bij de aanpak van mensen met verward gedrag, dan zijn we bezig met goed politiewerk.”