‘De aanpak van ondermijning staat nog aan het begin’

25 juni 2018

Sinds 1 maart is Peter Noordanus onafhankelijk voorzitter van het Strategisch Beraad Ondermijning (SBO). In de aanpak van ondermijning draait het de komende jaren om focus, innoveren en samenwerken, maar vooral om tempo maken en de energie erin houden. Daar is moed, ambitie en enthousiasme voor nodig. ’We hebben te lang de andere kant opgekeken.’ Gedreven praat de oud-burgemeester van Tilburg over hoe Nederland de komende jaren de aanpak van ondermijning naar een hoger niveau moet tillen.

Wat is uw drijfveer om deze klus op te pakken?

“Ik heb in een leuke en gezellige stad als Tilburg gezien hoe grondig ondermijning de maatschappij aan kan tasten. En het speelt niet alleen in Tilburg, maar in heel Nederland. Zie het boekje van Tops en Tromp (De achterkant van Nederland - Pieter Tops en Bart Tromp, uitgeverij Balans, 2016, red.). Zij laten heel beeldend zien dat we in Nederland nog geen integrale aanpakken hebben om ons daar succesvol tegen te weren. En dat vind ik gewoon slecht. Daar zit mijn drive. We moeten echt slimmer gaan acteren en ons tempo moet omhoog. Daar wil ik me een paar jaar aan verbinden.”

Hoe gaat het SBO te werk?

“Het SBO is een overleg waarin mijn opdrachtgevers uit de ketenorganisaties zitten. Daar onder komt het operationeel aanjaagteam dat zich gaat verbinden met de regio’s. We gaan kijken naar: wat kan er meer gebeuren in de regio. Kunnen we slim dingen lenen van ‘buren’? Het gekke is: Nederland is een klein land, maar we slagen er toch vaak in op verschillende plekken het wiel opnieuw uit te vinden. Ik ken bijvoorbeeld drie provincies die een aanpak ontwikkelen voor ‘foute’ recreatieparken. ‘Leer van elkaar’ is mijn devies. Laten we onze ‘best practices’ uitwisselen en samen nieuwe dingen uitvinden. We gaan ook knelpunten in wetgeving signaleren. Dat vraagt om een ‘quick response’ van de wetgever zodat je als één overheid kan optreden. Er is in het regeerakkoord extra geld voorzien dat uiteindelijk door de minister toebedeeld zal moeten worden aan de regionale aanpakken van ondermijning. Wij adviseren over de meest effectieve inzet daarvan. Wij ondersteunen de verschillende regio’s op het gebied van best practices, knelpunten oplossen en het organiseren van een leerprogramma. Eerder is wel eens gesproken over een ondermijningsacademie, die moet nu snel een keer op stoom komen. Als lerende overheid moeten we die tempoversnelling te pakken krijgen.”

U bent sinds maart in functie, wanneer gaat dat aanjaagteam van start?

“We voeren op dit moment gesprekken om het team (tien tot twaalf mensen) samen te stellen. Ik wil nog voor de zomer op een startconferentie met mijn team het plan van aanpak presenteren (red. 21 juni jl). Daarvoor kom ik in alle regio’s langs met een aantal ideeën om te vragen: wat denken jullie ervan? We praten natuurlijk ook met de landelijke partners. Ik wil zo snel mogelijk aan de slag in de richting van regionale uitvoeringsprogramma’s. Dat gebeurt met behulp van ondermijningsbeelden in die regio’s die duidelijk maken hoe het probleem erbij ligt. Dat zijn geen dikke bijbels met beleid. Zo kunnen we ons in een goede dialoog met minister en partners energiek richting uitvoeringsprogramma’s bewegen. Dan maken we in deze kabinetsperiode ook nog meters.”

Er is 100 miljoen incidenteel geld beschikbaar gesteld. Waar is dat voor bedoeld?

“Dat is voor het overgrote deel voor de regionale uitvoeringsprogramma’s die door de verantwoordelijke ketenpartners daar gemaakt moeten worden. Ik ben er blij mee, maar je moet je wel realiseren dat het incidenteel geld is. De aanpak van ondermijning moet vooral uitgevoerd worden door de mensen die er al mee bezig zijn. In gemeenteland zullen er misschien meer mensen bij betrokken moeten worden. De grotere ketenorganisaties, maar ook grotere gemeenten zijn al met ondermijning bezig. De nationale politie met zijn formatie doet er veel aan, evenals de Belastingdienst en de FIOD. Het incidentele geld is vooral bestemd om de regionale aanpak verder te versterken. Maar de wedstrijd moet in hoge mate gewonnen worden door gefocust beter met elkaar samen te werken met de menskracht die er al is.”

Is de aanpak van ondermijning een gevestigd begrip? Oftewel, is de bewustwordingsfase afgerond?

“Toen we drie, vier jaar geleden, met de aanpak van ondermijning in Brabant begonnen, waren er veel lokale bestuurders die zeiden: dat is iets van de grotere steden, wij hebben daar geen last van. De ondermijningsbeelden die we toen hebben opgesteld hebben veel gemeenten en ketenpartners in de actiestand gezet. Het heeft enorm gewerkt. De overgrote meerderheid van de gemeenten in Brabant is aan de slag gegaan, met bibob- en damoclesbeleid. Het regeerakkoord drukt een duidelijke ambitie uit om nu landelijk steviger met ondermijning aan de slag te gaan. Dat is al best een stap. Samen met de Toekomst Agenda Ondermijning die met de ketenpartners gemaakt is, ligt er dus een brede bestuurlijk-politieke basis. Dat moet je koesteren.

We moeten wel constateren dat ondermijning als begrip heel breed is. Focus is dus enorm belangrijk. Wat mij betreft gaat ondermijning over het aantasten van de rechtsstaat en de samenleving door de grote drugsindustrie die we op dit moment in Nederland hebben. Daar wil ik de aandacht op richten de komende tijd.”

In sommige regio’s zijn er ondermijningsbeelden, in andere staat men nog aan het begin. Daarin wordt zichtbaar dat criminelen ook ‘hoppen’ naar andere domeinen, zoals pgb-fraudeachtige constructies, die ook een ondermijnend karakter kunnen hebben.

“Criminelen zijn vaak ‘multi-entrepreneurs’. Dus als je ziet dat er een overstap plaatsvindt naar pgb-fraude, mag je er best aandacht voor hebben, maar we moeten er voor waken ons niet in alles tegelijk te verliezen. Focus is essentieel. Kijkend naar mensenhandel of fraude in het sociaal domein: daar zijn al structuren voor om dat aan te pakken. Het is een Nederlandse kwaal om dingen dubbel te doen. We leren te weinig van elkaar als overheid en we weten soms ook niet wat er elders aan de hand is.”

Wat is de grootste uitdaging?

“De ontwikkelcurve van de aanpak van ondermijning staat nog helemaal aan het begin. Voor de mensen die al met ondermijning bezig zijn is het belangrijk dat de aanpak, waar we met z’n allen samen aan werken, energie geeft en leuk is. Dat het niet gaat om een stapeling van overleggen. Het gaat er om ook ‘out of the box’ denkend slimmere aanpakken te verzinnen. De resultaatgerichtheid er in weten te brengen in die regio’s, dat geeft enorme kracht. Dan ‘empower’ je het proces. Ik vind ook dat het aanjaagteam samen met de regio’s moet excelleren in uitvinderschap en innovatie; dat we nieuwe dingen bedenken met elkaar in de regio’s die ervoor zorgen dat we efficiënter kunnen werken.”

Het operationele aanjaagteam gaat de regio's ondersteunen, kunnen zij ook bij jullie aankloppen?

“Ik zie het zo dat we ons met clubs in de regio’s verbinden, ook als het gaat om nieuwe dingen uitvinden. Ik heb goeie ervaringen met de Harvard Business Case methode. Het OM heeft er een aantal gedraaid. Bijvoorbeeld: hoe gaan we nou aan de slag met die rare winkeltjes in de gemeente waarvan je weet dat er geen omzet gedraaid wordt en waarvan je denkt dat het te maken heeft met witwassen. En wat is nou een effectieve strategie om ze niet alleen de nek om te draaien, maar er ook een alternatief voor in de plaats te krijgen. We gaan niet in tien regio’s dezelfde innovaties bedenken. We verbinden ons als aanjaagteam aan projecten die met elkaar het barrièremodel vormen vanuit de overheid, maar ook aan het maatschappelijk barrièremodel met maatschappelijke organisaties. We gaan ook samen met de regio’s een secure analyse van de criminele businessmodellen maken. Pillen zit weer anders in elkaar dan wiet. Cocaïne wordt geïmporteerd en heeft een handelsvloer in een aantal regio’s in Nederland. Dus je moet echt door die businessmodellen goed te analyseren bedenken: waar zitten de meest effectieve methoden voor verstoring. Zo kan ik me een reeks projecten voorstellen die het produceren en verhandelen van drugs in Nederland fors onaantrekkelijker maken.”

Als we u over drie jaar opnieuw spreken, wat is er dan veranderd?

“Om met het managen van de verwachtingen te beginnen: we hebben decennialang te veel weggekeken. Dus over drie jaar is het probleem niet opgelost. Wat ik wel wil is dat we over drie jaar met elkaar kunnen zeggen dat de productie in die forse drugsindustrie is afgenomen omdat we het vestigingsklimaat voor de criminele industrie in Nederland significant aan het verpesten zijn. En als ik bedenk wat we daarvoor nodig hebben, dan zeg ik: enthousiasme in de keten. Zin d’r in hebben en over de moed en de gezamenlijke ambitie beschikken om dit aan te gaan pakken. Ik vind de veiligheidsketen erg complex met veel organisaties met hun eigen culturen, competenties… Wat ik iedereen toewens, om te beginnen mezelf, is enthousiasme voor zo’n gezamenlijke integrale aanpak. Uiteindelijk moeten mensen op de werkvloer het doen. Je moet zorgen dat organisaties in een flow komen en zeggen: het is welletjes. We willen dit met elkaar aanpakken. Dat is misschien een open deur, maar het is de kern van de kwestie.”