Interview Liesbeth Huyzer
26 juni 2017
Interview met Liesbeth Huyzer, sinds 1 maart lid van de korpsleiding van de Nationale Politie
Lokale ruimte
We spreken Liesbeth Huyzer in het hoofdkantoor van de politie in haar nieuwe Haagse omgeving. Overigens een omgeving die ze al goed kent uit vroegere tijden. Ze stapte in 2005 na een twintigjarige ambtelijke carrière op de Haagse ministeries over naar de politie. In haar laatste functie op het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties was ze onder meer plaatsvervangend directeur Politie. “Ik had er steeds meer moeite mee om altijd in de toetsende rol achteraf te zitten. Ik voelde de drang om zelf in de uitvoering te staan, beslissingen te nemen en daar voor te gaan.”
In 2013 werd ze politiechef van de Eenheid Noord-Holland. Op de vraag waarom ze dan toch weer terugkeert in een landelijke rol antwoordt ze: “In Noord Holland ervoer ik hoe belangrijk een goede lokale verankering is. Ik vond dat de Nationale Politie te ver was doorgeschoten in landelijke sturing. De uitdaging voor de politie is het vinden van de balans tussen landelijk gewenste efficiency en lokaal maatwerk. We gingen van 25 regiokorpsen naar dat ene landelijke korps. Die harde breuk was nodig, anders waren we in de dynamiek van die 25 verschillende contexten gebleven. Maar als je alles landelijk bepaalt, doe je onrecht aan de verschillen die er lokaal zijn. Dat we 167 basisteams vanuit dezelfde inrichtingsprincipes hebben opgericht is een verstandige keuze geweest. Maar je moet niet voorbij gaan aan de verschillende lokale behoeften. Bij een basisteam op het platteland gaat het vooral over bereikbaarheid en zichtbaarheid. Daar heb je echt een opgave om de 24-uurs bezetting op orde te krijgen. In Amsterdam is de waan van de dag groter, maar heb je een veel kleiner gebied. Uiteindelijk gaat om het primaire proces in de basisteams en in de wijken. Mijn uitdaging is te bewerkstelligen dat we als nationaal georganiseerde politie zo lokaal mogelijk georiënteerd en opgebouwd zijn.”
Flexibele organisatie
“De veiligheidsproblematiek moet leidend zijn in de discussie over schaarste: wat is er aan de hand, wat is er nodig? Als we, zoals nu, met de terreurdreiging te maken hebben, is het nog belangrijker dat we goed in de wijken verbonden zijn met onze sociale partners. Dus is er vraag naar meer wijkagenten. Dat is volstrekt logisch en nodig. Maar we moeten oppassen het gesprek niet te veel te laten gaan over fte’s. De burgemeester wil ze in zijn basisteam, het OM wil ze in de opsporing hebben. Als wij dan het aantal wijkagenten wettelijk vast willen leggen, creëer je een organisatie die helemaal vast zit. Terwijl we juist op basis van openheid van zaken in de gesprekken in de driehoek, op regionaal en op landelijk niveau moeten bepalen hoe we de capaciteit goed inzetten. Dan maken we de veiligheidsproblematiek leidend voor de inzet.
Neem als voorbeeld ondermijning. Een thema dat een aanpak vraagt met alle maatschappelijke partners. Burgemeesters pakken daar steeds meer de regierol. Er ontstaat ook meer roep naar recherchecapaciteit bij de basisteams. Mijn uitgangspunt is echter: hou het flexibel. Ik ben er niet voor om bijvoorbeeld basisteams met tien extra rechercheurs in te richten. Dat is een oplossing uit het verleden. Bovendien ontken je dan dat ondermijning als lokale verschijningsvorm ook vertakkingen heeft naar breed georganiseerde criminaliteit. Dat kun je niet op het niveau van de basisteams oplossen. We hebben de recherchecapaciteit nu regionaal ondergebracht. We moeten daar meer ruimte zien te creëren. Je moet als organisatie in staat zijn de capaciteit op een andere manier in te zetten als er nieuwe vormen van criminaliteit of andere prioriteiten opkomen.”
Diversiteit
Naast lokale verankering is diversiteit een belangrijk thema in haar portefeuille. “De politie moet diverser worden en verschillen omarmen, alleen dan kan de politie blijven rekenen op draagvlak in de samenleving,” aldus Huyzer. “Het kan niet zo zijn dat je politieorganisatie volledig wit is als de bevolking voor meer dan 50% uit mensen van een andere etniciteit bestaat”, meent Huyzer. “Dat leidt tot problemen.
Overigens is diversiteit een breed begrip. Het gaat behalve om andere etniciteit ook om meer jonge mensen, meer hogeropgeleiden, meer LHBT’s. We moeten onderkennen dat als we dit duurzaam willen verankeren, het nog jaren duurt. We moeten ook over de cultuur in gesprek gaan. Om helder te maken aan alle collega’s waarom dit noodzakelijk is en wat het gaat betekenen. Het betekent niet dat je als witte man van 55 niet meer belangrijk bent. Er moet echter ook ruimte gemaakt worden, anders komen we niet snel genoeg tot die verandering en lopen we het risico dat we afdrijven van de samenleving. We zijn een lerende organisatie. Ik zie dat op onze leiderschapsdagen waar we oefenen met het ongemakkelijke gesprek. Daar vertellen collega's met een migrantenachtergrond wat ze meemaken in onze praktijk. Sommigen zeggen tegen hun kinderen: “Ga nooit bij de politie werken, want ik wil het je niet aandoen”. Dat komt wel binnen. Je ziet ook een soort schaamte ontstaan, zo van: jeetje, is dit wat er bij ons gebeurt?”
Instroomdoelstellingen
De politie hanteert landelijke streefcijfers. Zo is het streefcijfer voor het instroompercentage van medewerkers met een dubbele culturele achtergrond, verkregen door afkomst, levens- of werkervaring, 25% vanaf 2018. Toch is Huyzer geen voorstander van algemene instroomdoelstellingen: ” Behalve dat het weerstand oplevert, doet het evenmin recht aan de lokale verschillen. In Amsterdam is de noodzaak voor een diverser korps veel groter dan in Zeeland en West-Brabant. We hebben alle eenheden gevraagd: maak vanuit je eigen context je verhaal: hoe ziet de samenstelling van de bevolking eruit, wat zijn de veiligheidsproblemen? Dan kijken we naar de samenstelling van de eenheid: is die voldoende divers samengesteld met het oog op de veiligheidsproblematiek en het draagvlak bij de bevolking? Uiteindelijk gaat het om de legitimiteit van ons optreden als politie.”
“Mijn gevoel is dat iedereen het belang van diversiteit onderkent. De gevoeligheid zit hem eerder bij voorkeursbeleid.” Ze vertelt over politiefamilies met allemaal agenten: “Als zoon- of dochterlief na een sollicitatie dan een afwijzing krijgt omdat de voorkeur gaat naar een andere kandidaat, die past bij wat de organisatie breed nodig heeft om het diverser te maken, komt dat hard aan. Maar mijn ervaring is dat als je met hen een algemener gesprek hebt over wat wij als organisatie nu nodig hebben, je ook begrip ziet.”
De basis op orde
Er is afgesproken dat dat de politieorganisatie eind dit jaar de ‘basis op orde heeft’. Tegelijkertijd zien we nu vele onderzoeken verschijnen die nog kritische kanttekeningen bevatten over de politie-organisatie. Wat bedoelt de politie met de ‘basis op orde’ einde van dit jaar en wat zou Huyzer in ieder geval bereikt willen hebben?
“De ‘Basis op orde’ houdt in dat we de reorganisatieperiode willen afsluiten, zonder daarmee te zeggen dat we ‘klaar’ zijn als je dat al ooit kunt zijn in een organisatie als de politie en de rol die wij innemen in de samenleving. 'Basis op orde' betekent zoveel dat we het fundament van onze nieuwe organisatie hebben gelegd; de bedrijfsvoering is landelijk ingeregeld, het PolitieDienstenCentrum (PDC) in werking, de basisteams en wijkagenten zijn in positie, ook in relatie tot het bestuur en al het personeel is geplaatst op een functie binnen de nieuwe organisatie. Met de afronding van de reorganisatie willen we ons kunnen richten op de nieuwe uitdagingen waarvoor we staan, denk bijvoorbeeld aan de digitalisering van de samenleving en daarmee gepaard gaande criminaliteit.”
Bijgaand de link naar de betreffende stukken van de Tweede Kamer.