Uitkomsten onderzoek persoonsgebonden aanpak

Op verzoek van de regioburgemeesters heeft BMC een onderzoek uitgevoerd naar de stand van zaken rond de Persoonsgerichte Aanpak (PGA). Welke oplossingen worden lokaal en bovenlokaal gevonden en wat kunnen andere gemeenten en regionale samenwerkingsverbanden daarvan leren? Wat zijn belangrijkste vraagstukken en dilemma’s?

De bevindingen in dit rapport zijn gebaseerd op een documentenstudie, een groot aantal interviews en zeven casestudies. Doel van het onderzoek was overzicht verkrijgen op de ontwikkelingen rond de PGA en Top X: hoe ziet het landschap er op hoofdlijnen uit? Daarbij is aandacht besteed aan de relatie met veiligheidshuizen en sociale wijkteams.

De persoonsgerichte aanpak richt zich op een maatwerk-aanpak per persoon en zijn sociale omgeving (gezin, vrienden, buren, school) waarbij het doel is ongewenst - overlastgevend of crimineel - gedrag te voorkomen. Uit het onderzoek blijkt dat de vormgeving, lokaal en regionaal, van PGA en Top X verre van uitgekristalliseerd is. Partijen zijn passende vormen aan het uitvinden terwijl ‘de winkel' open blijft. Dit dynamische karakter is een rechtstreeks gevolg van ontwikkelingen, zoals de decentralisaties in het sociaal domein en de doorontwikkeling van veiligheidshuizen.

Het onderzoek onderscheidt drie niveaus van PGA. Afhankelijk van de complexiteit, hardnekkigheid van casuïstiek ‘past’ een bepaald niveau. Belangrijke invalshoek daarbij is dat een sterk eerste niveau - sociale wijkteams - nodig is voor een sterk tweede niveau - de lokale PGA. De bedoeling is dat de lokale PGA tijdig de juiste cases krijgt opgeschaald (niet te veel, niet te laat) en ook zonder risico van terugval in casuïstiek weer kan afschalen. Ook een sterk tweede niveau is nodig voor een sterk derde niveau - het Veiligheidshuis - vanuit dezelfde overwegingen: tijdige opschaling van de juiste casus en de mogelijkheid van veilige afschaling vanuit het Veiligheidshuis. Idealiter versterken de niveaus elkaar. In de praktijk blijkt echter dat men elkaar niet altijd even goed weet te vinden. Mede daardoor komt casuïstiek niet op de juiste plek terecht en versterken partijen en ketens elkaar onvoldoende. Dat heeft ook te maken met  de werelden van veiligheid en zorg die elkaar nog niet goed weten te vinden. Bijvoorbeeld omdat niet zelden goede informatie over casuïstiek ontbreekt, waardoor die niet tijdig op de juiste tafel terechtkomt. Daarbij worden de sociale wijkteams nog als ‘zwakste’ schakel binnen de PGA ketting gezien. Andere zorgpunten zijn: - Bovenlokale  (regionaal of landelijk georganiseerde) partners kunnen of willen niet overal lokaal maatwerk leveren. - Onvolkomen regievoering gemeenten. - Bescheiden deelname van bestuurders in het sociaal domein in stuurgroepen van zowel Veiligheidshuizen als lokale PGA.

Ondanks deze knelpunten is toch de conclusie in het veld dat de PGA er als geheel beter voorstaat dan enkele jaren geleden. Evident is dat er niet één juiste PGA is; het hoe is afhankelijk van de lokale situatie. Het is maatwerk en mensenwerk. De casestudies in het onderzoek brengen interessante voorbeelden van PGA’s aan het licht. Zo hebben alle gemeenten in Midden-Nederland gezamenlijk met andere partners een stappenplan PGA en een privacyregelement opgesteld. Een werkgroep van gemeenten en diverse zorg- en justitiepartners, helpen gemeenten nu verder op weg. Ook worden er masterclasses georganiseerd om kennis te verhogen (ook in het gemeentelijk sociaal domein) over privacy, dwang en drang en interventies alsmede goede voorbeelden en workshops door meer ervaren gemeenten.

Bijlage: Persoonsgerichte Aanpak’, ‘Top X’:  een exploratief onderzoek (pdf, 1.1 MB)