Regioburgemeesters

Nederland telt tien regioburgemeesters, die ieder actief zijn in een van de tien politie-eenheden. In elke regio fungeert de regioburgemeester als bestuurlijk aanspreekpunt, zowel voor de minister van Justitie en Veiligheid als voor de andere burgemeesters. De rol van de regioburgemeester is divers: hij is binnen de regionale eenheid adviseur, initiator, coördinator en bemiddelaar. Hij geeft zijn zienswijze en waar nodig ‘hakt hij knopen door'.

De regioburgemeester vervult zijn rol richting andere burgemeesters en hoofdofficier van justitie vooral op basis van natuurlijk gezag. Maar hij heeft ook bevoegdheden om bestuurlijk te acteren en ‘knopen door te hakken'. Dat kan nodig zijn bij het opstellen en vaststellen van het regionale beleidsplan of als hij moet interveniëren bij onderlinge capaciteitsdiscussies tussen burgemeesters. De wettelijke basis hiervoor vormen art. 39 en art. 56 van de Politiewet 2012.

De regioburgemeester wordt voor vier jaar aangewezen door de minister van Justitie en Veiligheid op aanbeveling van de burgemeesters in de betreffende regio. Momenteel zijn de burgemeesters van de volgende gemeenten  regioburgemeester: Amsterdam, Groningen, Maastricht, Nijmegen, Haarlem, Utrecht, Tilburg, Den Haag, Eindhoven en Rotterdam. De regioburgemeester en de hoofdofficier van justitie overleggen regelmatig met de politiechef van een regionale eenheid.

De regioburgemeester legt over de uitoefening van zijn taken op grond van de wet verantwoording af aan de overige burgemeesters van de gemeenten in de betreffende politie-eenheid. De burgemeesters van de gemeenten in dit gebied besluiten gezamenlijk over het voorstel tot aanwijzing van de regioburgemeester en kunnen gezamenlijk de minister verzoeken de regioburgemeester van zijn functie te ontheffen.

Ten minste viermaal per jaar voert de minister overleg (het zogenaamde Landelijk Overleg Veiligheid en Politie) met de Regioburgemeesters en de voorzitter van het College van procureurs-generaal over het beheer van en de taakuitvoering door de politie. Bij dit overleg zijn ook 2 burgemeesters aangesloten van gemeenten met minder dan 100.000 inwoners. Deze worden aangewezen door de minister van Justitie en Veiligheid op voordracht van de Commissie Bestuur en Veiligheid van de VNG.

De Regioburgemeester en de landelijke beleidsdoelstellingen

  • De minister stelt tenminste eenmaal in de vier jaar landelijke beleidsdoelstellingen vast voor de politie, gehoord de Regioburgemeesters en de voorzitter van het College van procureurs-generaal (art. 18). Deze worden door de minister vertaald in doelstellingen per eenheid. Ook deze doelstellingen per eenheid worden weer voorgelegd aan de Regioburgemeesters die voordat hij de reactie van de regio geeft, alle burgemeesters in de regio moet horen (art. 20).
  • De Regioburgemeester is verantwoordelijk voor het opnemen van de landelijke beleidsdoelstellingen in het regionaal beleidsplan. Indien de minister van mening is dat de landelijke beleidsdoelstellingen onvoldoende in het beleidsplan zijn opgenomen dan kan hij de Regioburgemeester een aanwijzing geven.

De Regioburgemeester en het regionale beleidsplan

  • Via het regionale beleidsplan wordt gestuurd op de prioriteiten en doelstellingen voor de regionale eenheid. Verder verdelen de burgemeesters en de hoofdofficier van justitie in het regionaal beleidsplan de beschikbare operationele sterkte over de onderdelen van de regionale eenheid. Het beleidsplan wordt opgesteld door de Regioburgemeester en wordt ter vaststelling voorgelegd aan alle burgemeesters en de hoofdofficier in de regio. Indien er geen overeenstemming wordt bereikt over het plan dan stelt de regioburgemeester in overeenstemming met de hoofdofficier het plan vast. Dezelfde procedure geldt voor het jaarverslag.
  • De regionale beleidsplannen zijn bedoeld voor een periode van 4 jaar. Jaarlijkse herijking is natuurlijk mogelijk. De cyclus van de regionale beleidsplannen wordt gekoppeld aan het ritme van de gemeenteraadsverkiezingen. Verandering van de regionale/bovenlokale en/of landelijke doelstellingen van de politie leiden tot bijstelling van de plannen.
  • De Regioburgemeester en de hoofdofficier van justitie overleggen regelmatig met de politiechef over de uitvoering van het beleidsplan.

De Regioburgemeester en de verdeling van politiesterkte

  • Politiecapaciteit is per definitie schaars. Het is daarom van belang dat het gezag zich rekenschap geeft van de mogelijkheden die de politie heeft om haar opdracht uit te voeren. Er kan echter een situatie ontstaan dat er problemen zijn die extra politiecapaciteit vergen boven de beschikbare capaciteit. De lokale politiechef heeft hierin een belangrijke adviserende rol.
  • Indien de capaciteit tekortschiet, dan zal dit eerst op districtsniveau en vervolgens op regionaal niveau worden opgelost. Het werken met flexibele capaciteit op districtsniveau maakt het mogelijk dit binnen districtsverband op te lossen. De inzet van deze capaciteit vindt plaats in opdracht van het gezag.
  • Indien de betreffende gezagsdragers er onderling niet uitkomen, heeft de Regioburgemeester een bemiddelende rol. De inzet van de Regioburgemeester in deze fase is er op gericht binnen de regionale eenheid een oplossing te vinden. Herschikking van capaciteit binnen de regionale eenheid is aan de gezagsdragers, met een aan het regionale beleidsplan verbonden bijzondere - beslissende - rol voor de Regioburgemeester en de hoofdofficier van justitie.
  • Mocht het niet lukken om binnen de regionale eenheid een oplossing te vinden voor de behoefte aan extra capaciteit, dan kan de burgemeester of hoofdofficier van justitie een verzoek om bijstand indienen bij de korpschef. De Regioburgemeester dient hier vooraf zijn zienswijze op te geven (behoudens in spoedeisende gevallen; art. 56). De korpschef dient aan deze zienswijze uitvoering te geven. Kan of wil de korpschef het verzoek om zwaarwegende redenen niet honoreren, dan kan de burgemeester of hoofdofficier van justitie beroep instellen bij de minister. Deze kan de korpschef een aanwijzing geven. Op deze wijze is ook bijstandsverlening, net als alle andere inzet van de politie, altijd uiteindelijk een bestuurlijke beslissing en geen besluit van de politie zelf.

Meer informatie