Veiligheidsagenda 2019-2022

Elke vier jaar stelt de minister van Justitie en Veiligheid in de veiligheidsagenda de landelijke beleidsdoestellingen voor de taakuitvoering van de politie vast. De landelijke beleidsdoelstellingen richten zich op vraagstukken die landelijk en internationaal spelen, die eenheidsoverstijgend zijn en/of waar afstemming in de aanpak of specifieke expertise op landelijk niveau voor nodig zijn. De landelijke veiligheidsagenda is complementair aan de lokale veiligheidsagenda’s en laat ruimte voor de lokale gezagen om de politiecapaciteit en politie-inzet te richten op de lokale en regionale vraagstukken. Het is uiteindelijk aan het gezag om lokaal de prioriteiten te stellen.

Het afgelopen jaar is gewerkt aan een nieuwe Veiligheidsagenda voor de periode 2019-2022. De minister heeft in overleg met de gezagen (conform de wet bij monde van de regioburgemeesters en de voorzitter van het college van procureurs-generaal) de onderwerpen bepaald die in de veiligheidsagenda een plaats hebben gekregen. Op een deel van deze onderwerpen zijn landelijke kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen geformuleerd: ondermijning, mensenhandel, cybercrime en online seksueel misbruik en executie. Daarnaast is een aantal onderwerpen benoemd waarop geen landelijke beleidsdoelstellingen zijn geformuleerd, maar die wel aandacht behoeven. Het is aan het gezag om aan deze onderwerpen invulling te geven. Het gaat om bestrijding van terrorisme en extremisme, high impact crimes en mobiel banditisme, kindermishandeling en huiselijk geweld en, personen met verward gedrag. Daarnaast is aandacht gevraagd voor de reguliere gezagsrol voor de burgemeester op het gebied van de openbare orde en voor het openbaar ministerie gericht op de strafrechtelijke handhaving en tot slot voor het gezag van de staatssecretaris op het gebied van migratie. Door de gezagen is daarnaast gevraagd een aantal voor het gezag relevante randvoorwaardelijke organisatie-ontwikkelopgaven voor de politie op te nemen in de veiligheidsagenda die de komende vier jaar aandacht vragen, te weten:

  • zorg voor een stevige lokale verankering van de politie;
  • zorg voor een politie die zichtbaar is in de samenleving en in verbinding staat met alle bevolkingsgroepen (waaronder diversiteit en aanpak discriminatie), zorg voor een doorontwikkeling van de gebiedsgebonden politiezorg;
  • zorg voor een kwalitatieve doorontwikkeling van de intelligence en de opsporing. Aandacht verdient hierbij de opsporing van de zogenaamde kleine veelvoorkomende criminaliteit;
  • zet de burger centraal. Het op een hoger niveau krijgen van de dienstverlening is hierbij een aandachtspunt;
  • integraal werken is het uitgangspunt;
  • zet in op preventie en zorg waar het kan, repressie waar het moet.

Voor enkele kwantitatieve landelijke doelstellingen moet nog een verdeling worden afgesproken per politie-eenheid. Deze worden conform de Politiewet nog geconsulteerd bij het gezag.