’Politieke problemen dreigen steeds meer politieproblemen te worden’

5 maart 2024

Afscheidsinterview korpschef Henk van Essen

Op 29 februari jl. leverde Henk van Essen zijn korpschefpet in. In dit afscheidsinterview blikt hij terug op vier jaar leiderschap bij de Nationale Politie. Van Essen begon tijdens de pandemie, werd geconfronteerd met groeiend maatschappelijk ongenoegen en merkte dat maatschappelijke problemen steeds sneller op het bordje van de politie komen. Terwijl de druk op het lokaal verankerde politiewerk toenam, bleef Van Essens focus gericht op de nabijheid, benaderbaarheid en zichtbaarheid van de politie.

“Het is gelukkig niet helemaal waar wat ik heb gezegd”, zegt de (inmiddels oud-) korpschef aan het begin van het interview, als we hem herinneren aan een uitspraak die hij vier jaar geleden, na zijn aanstelling, meerdere keren deed. “Er zijn in het leven van de korpschef van de Nationale Politie twee mooie dagen: de eerste en de laatste”, zei hij destijds. “Ik heb gelukkig meerdere mooie momenten beleefd”, constateert hij terugkijkend.

Figuurlijke klappen

“Als je eindverantwoordelijke bent van een organisatie als deze, moet je er staan als er zwaar weer is. Dan ben je het gezicht naar buiten”, aldus Van Essen. De voorbeelden zijn eenvoudig om op te diepen. “Mijn tijd als korpschef begon met corona. We hebben het maatschappelijk ongenoegen zien groeien, er waren de Coolsingel rellen, waar de politie gericht moest schieten, de moord op Peter R. de Vries….” Hij noemt ook de groei van het aantal collega’s dat dagelijks bezig is met Bewaken en Beveiligen en de documentaire ‘De Blauwe Familie’ over racisme en discriminatie op de werkvloer, waar hij later in het gesprek een paar keer op terugkomt. “Als eindverantwoordelijke vang je de figuurlijke klappen op, maar de collega’s op straat de letterlijke.” Er waren ook genoeg mooie dagen die hem vervulden met trots en waarop hij graag een stapje terug doet om ‘de collega’s’ het podium te gunnen. “Ik ben niet alleen trots op de grote successen die de media halen, maar vooral ook op het dagelijkse politiewerk. Of het nu gaat om een geslaagde reanimatie, een heterdaadje of het redden van een meisje uit de handen van een loverboy.”

Veiligheid aan de binnenkant

Trots is Van Essen ook op het vertrouwen dat burgers in de politie hebben. “We staan dit jaar volgens het CBS op plek twee. Vorig jaar stonden we eerste. Dat grote vertrouwen in de politie bestond trouwens al bij mijn aanstelling.” Hij maakt zelf de kanttekening over het feit dat politiemensen vooral trots zijn op hun vak, maar minder op de organisatie. “De veiligheid waar we in de buitenwereld aan werken, moeten we ook aan de binnenkant creëren. Dat gaat mij aan het hart, daarom heeft ‘De Blauwe Familie’ mij enorm geraakt. We hadden op dat punt echt veel werk te verzetten. Collega’s moeten zichzelf kunnen zijn bij de politie.” Dat zijn interne gerichtheid er volgens sommige journalisten toe leidde dat hij in de media bij tijden minder zichtbaar was, neemt hij voor lief. “Naar mijn gevoel is de situatie intern verbeterd, maar we blijven er voortdurend onderzoek naar doen.” Hij vertelt dat hij ook veel energie heeft gestopt in het geven van een podium aan collega’s. “Ik wil dat collega’s, politiechefs, wijkagenten, hun verhaal doen, ook op de socials. Je moet er dan ook voor uitkomen als het een keer niet goed gaat en niet gelijk in de verdediging schieten. Je moet nu eenmaal kunnen zeggen: sorry, had beter gekund.”

Onder druk

We confronteren Van Essen met nog een uitspraak, namelijk dat hij ooit de hoop heeft uitgesproken als gewone politieman herinnerd te willen worden. Geen eenvoudige opgave voor een topfunctionaris die koers moet houden in een bestel waar de politie nationaal georganiseerd is en veel maatschappelijke problemen nationaal worden geagendeerd, terwijl het gezag lokaal is gebleven. Van Essen: “In dat krachtenveld staat een lokaal verankerde politie wel onder druk. Het is goed dat het gezag lokaal zit. Dat moet zo blijven. Daar zijn immers de kennis en kunde aanwezig en de bestaande netwerken waar we mee moeten samenwerken. Maar wat je ziet is dat problemen nationaal worden geadresseerd, dat er op nationaal niveau geld aan de politie wordt toegekend en men het snel over nationale teams heeft. Dat brengt het risico met zich dat sterkte uit de basisteams wordt weggetrokken naar boven, terwijl het maar de vraag is of nationale teams altijd de oplossing zijn. De nabijheid, benaderbaarheid en zichtbaarheid van de politie komen onder druk te staan. Daar betaalt de Nederlandse samenleving uiteindelijk de prijs voor.” Van Essen noemt de jeugdcriminaliteit als voorbeeld. “Die gaat omlaag. Maar wat je ziet is dat het instapdelict steeds zwaarder en gewelddadiger wordt. Ze worden ook steeds jonger; veertien, vijftien jaar. Als we ze dan oppakken, zijn we eigenlijk een fase te laat. Daarin ligt het grote belang van de wijkagent: die de ogen en oren in de wijk is, in samenwerking met de school, de ouders, het jeugd- en buurtwerk. We moeten de jeugd een perspectief bieden en positieve rolmodellen voorhouden. Er is veel geïnvesteerd in repressie, maar ik pleit voor de balans, lokaal georganiseerd, in afstemming met het lokale gezag.”

‘Last man standing’

Van Essen benadrukt het belang van preventie en investeren in bijvoorbeeld de zorg. “Kijk, de extramuralisering kan alleen slagen als er ook voldoende toezicht en zorg wordt georganiseerd. Als we een melding krijgen dat er midden in de nacht iemand op straat met een mes staat te zwaaien, gaan we natuurlijk rijden. De politie heeft een brede en tijdloze taak: de vrede in de samenleving bewaken en de zwakkeren beschermen. Ik heb wel eens gezegd dat we een duizend-dingen-doekje zijn. Daar kun je ook met trots naar kijken. Wij zijn ‘the last man standing’. Maar we moeten juist investeren in het voorkomen van die meldingen, daar waar de echte oplossingen voorhanden zijn. De politiek kan niet alles oplossen, dat snap ik ook wel. Maar de politiek is wel aan zet om de oplossingen aan te jagen. Of het nu gaat om de woningnood, de boerenprotesten, het klimaat. De uitingen van de onvrede die daarover ontstaat, daar worden wij als eerste mee geconfronteerd. Politieke problemen dreigen steeds meer politieproblemen te worden. Het grondrecht om te demonstreren is een groot goed dat wij zullen faciliteren. Maar de agenten die de XR-demonstranten van de A12 moeten dragen zijn niet in de wijken aanwezig.”

Geen blad voor de mond

Als het gaat om de financieel-organisatorische uitdagingen waar de politie mee kampt, heeft Van Essen steeds minder een blad voor de mond genomen, merken we op. In het spanningsveld tussen de inzet die de gezagen van de politie vragen en de ruimte die de minister de korpschef gunt, spreekt hij zich openlijker uit over de financiële noden. “Ik vind dat je helder moet zijn over je financiële mogelijkheden en beperkingen. En daarin zijn de korpschef, als instituut en het lokaal bevoegd gezag steeds dichter bij elkaar komen te staan. We hebben vorig jaar niet voor niks samen met het lokaal bevoegd gezag een Position Paper geschreven. Mijn opvatting is: de politie kan altijd binnen budget opereren. Als de formatie op lange termijn niet meer betaalbaar is, dan heb je twee opties. Of je geeft aan wat er nodig is om te behouden wat je hebt; in ons geval 200 miljoen. Of je constateert dat het er niet in zit. Maar dan moet je ook accepteren dat we aan de formatieknop gaan draaien. Het heeft mij altijd verontrust dat dat in het bestuurlijk krachtenveld een ongewenste boodschap is. Dan wordt er gezegd dat je het maar in de bedrijfsvoering moet vinden. Dat gaat niet. Als korpschef laat ik mensen niet in tien jaar oude auto’s met twee gladde voorbanden rijden. Bij het uiten van die boodschap heb ik altijd steun ervaren van het lokaal gezag. Deze minister heeft me als korpschef overigens altijd de ruimte gegeven om tegen te spreken.”

Diversiteit is geen modewoord

Er is veel veranderd, maar binnen de organisatie is het werk nog niet af, aldus de vertrekkend korpschef. “Natuurlijk wil je meer mensen in de wijk, maar meer handen is niet de enige weg. We zullen ook ons wedstrijdplan moeten veranderen. ICT, AI en algoritmes gaan een steeds grotere rol spelen. We zijn een informatieverwerkende organisatie. De dienstverlening moet digitaler worden, wat ook besparend moet werken, zodat je meer capaciteit in de wijken kunt inzetten. Tegelijkertijd verandert de samenleving, wordt diverser. Een politie die lokaal verankerd is, moet herkenbaar blijven voor die samenleving. Ik heb zelf in de Schilderswijk gewerkt, maar als het wijkteam daar nu nog steeds uit alleen maar witte mannen van boven de 55 zou bestaan, gaat het niet goed. Dan mis je dingen. Verder geldt dat als je als organisatie racisme en discriminatie bestrijdt, dit binnen je organisatie niet mag vóórkomen. De lat moet hoger liggen dan in de samenleving. De Blauwe Familie heeft ons nogmaals geleerd dat er in het verleden te veel is weggekeken, te veel met de mantel der liefde is bedekt. Inmiddels kijken we niet meer weg en zitten we er bovenop. De norm, die we eigenlijk al hadden, handhaven we nu ook. Ik weet dat Janny aan deze ontwikkelingen een boost gaat geven.”

Tussen staat en straat

Nee, hij wil niet alvast even op de stoel van opvolgster Janny Knol gaan zitten. Maar, iets meegeven wil hij wel. Van Essen: “Het belangrijkste is dat je politie bent tussen staat en straat. Dienstbaar aan de samenleving, ondergeschikt aan het bevoegd gezag. We moeten ook door in de internationale ontwikkeling. Criminaliteit gaat over landsgrenzen en de AI Act wordt op Europees niveau vormgegeven. Daar moeten we ons geluid ook laten horen. En als laatste dat er balans blijft in de brede politietaak, waarin ook preventie en hulpverlening onderdeel blijven van het politiewerk.”

Na het inleveren van de korpschefpet gaat Van Essen eerst proberen afstand te nemen. Ook dat wordt een uitdaging, want hij heeft de afgelopen vier jaar ‘altijd aan’ gestaan, vertelt hij. Het gezin heeft eronder geleden; daar gaat hij nu meer tijd aan besteden. Te beginnen met een tropische vakantie, om ook letterlijk afstand te nemen. Maar de politie helemaal loslaten, doet hij niet. Hij wordt directeur van de Stichting Waardering en Erkenning Politie (WEP). Ook daar heeft hij een helder doel voor. “De WEP is ooit opgericht om de maatschappelijke waardering voor het werk van politiemensen te ontwikkelen en vorm te geven. Maar het is nu vooral een intern gebeuren, terwijl de herkenning en waardering uit de samenleving moet komen. Van burgemeesters en wethouders, maar ook vanuit de wijken.”