Interview Gerrit van der Burg, scheidend voorzitter van het College van Procureurs-Generaal

4 juli 2023

Tussen het opruimen van zijn kantoor door, maakt Gerrit van der Burg tijd voor dit interview. Met een lange staat van dienst binnen het openbaar ministerie – hij startte bij het OM in 1990 – waarvan de afgelopen 6 jaar als voorzitter van het College van Procureurs-Generaal, blikken we terug op zijn periode als voorzitter. Zijn loopbaan startte echter eerder: in 1982 bij de politie in Rotterdam.

Terug naar het begin: overeenkomsten en verschillen

Hoewel er veel verschillen zijn in de veiligheidsproblematieken tussen de periode dat hij als inspecteur bij de politie in Rotterdam begon en nu, wil hij vooral benadrukken dat er ook veel overeenkomsten zijn. Die overeenkomsten zijn bijvoorbeeld te vinden in het feit dat ook in de jaren ‘80 er veel demonstraties en zelfs rellen waren (krakersrellen, kroningsrellen). Als voormalig ME commandant weet hij nog dat de ME opleiding destijds in het teken stond van rellen en grootschalige demonstraties, met in het achterhoofd deze toen recente gebeurtenissen. Ook voetbalgeweld is geen nieuw fenomeen en drugsproblematiek was er toen ook. Hoewel daar qua zichtbaarheid wel een verschil is opgetreden; in het straatbeeld ziet men nu minder openlijk drugsgebruik dan toen (toentertijd vooral te relateren aan heroïne).

Hij startte zijn carrière in het politiebestel met gemeentepolitie en rijkspolitie. Dat leidde tot grote verschillen in slagkracht van korpsen. Als chef van de technische recherche in Rotterdam beschikte hij over veel verschillende specialismen. In de opeenvolgende politiebestellen kwam steeds meer de generieke politietaak als leidend principe terug. En hoewel natuurlijk op sommige onderdelen efficiënter geworden, ervoer hij ook het afbouwen van capaciteit en specialismen bij de politie. Daarnaast ziet hij dat het werk van de politie op straat lastiger is geworden. Als grootste verandering noemt hij het omgaan met social media; het continu gefilmd worden, het verspreiden van fragmenten van opnames en in het ergste geval doxing.

Ook technologie is enorm doorontwikkeld. Een voorbeeld dat nu bijna niet meer weg te denken is binnen de opsporing, is het gebruik van DNA technologie. Op de vraag welke momenten hem altijd zullen bijblijven, noemt hij zijn eerste moordzaak als toen jonge officier van justitie. Een heftige zaak, waarin veel bewijs moest worden vergaard, juist omdat die DNA technologie nog niet bestond en de verdachte ook bleef ontkennen. Het contrast tussen het feest waar hij zich bevond toen hij gebeld werd en de plaats delict waar hij naar toe moest, kon bijna niet groter zijn.

Bewaken en beveiligen

Een andere grote verandering is de noodzakelijke aandacht voor bewaken en beveiligen. Dit heeft de afgelopen jaren een enorme vlucht genomen. De drie achtereenvolgende moorden op de broer van de kroongetuige Nabil B., de advocaat van deze kroongetuige Derk Wiersum en later misdaadjournalist Peter R. de Vries zijn momenten die hem als voorzitter van het College van Procureurs-Generaal altijd zullen bijblijven. Aanslagen die naast veel persoonlijk leed voor de nabestaanden, ook als aanslagen op de rechtsstaat werden gezien en de nietsontziendheid van de georganiseerde criminaliteit een duidelijk gezicht gaven. Over de aanpak van deze georganiseerde criminaliteit geeft hij mee dat hij blij is te zien dat strafrecht en bestuursrecht echt complementair aan elkaar worden ingezet. Het een kan het ander niet vervangen en juist die integrale aanpak moet de kern zijn. Maar, zo geeft Van der Burg aan, de druk op bewaken en beveiligen komt weliswaar grotendeels, maar niet alleen vanuit de georganiseerde misdaad. Dreiging komt ook vanuit individuen op allerlei beroepsgroepen af. Mensen zijn mondiger geworden en willen zelf hun recht halen.

Transparant

In een tijd waar politie en OM onder een vergrootglas liggen, moet je ook kunnen omgaan met kritiek. De publieke opinie is niet mals. Van der Burg geeft aan dat je daar tegen moet kunnen en als topman van het OM ook het boegbeeld bent. Het is belangrijk transparant te zijn en verantwoordelijkheid te nemen voor de organisatie, ook als zaken niet goed zijn gegaan. Alleen als het echt persoonlijk wordt gemaakt kost het hem even tijd om het van zich af te schudden. Als OM zit je soms in een dilemma als het om beeldvorming gaat. Enerzijds wil je zoveel als mogelijk openheid wilt geven, maar uiteindelijk moet de echte discussie en onderbouwing in de rechtszaal plaatsvinden en niet via de media gevoerd worden.

Gezamenlijkheid

Terugkijkend op zijn rol in het LOVP geeft Van der Burg aan dat saamhorigheid enorm gegroeid is in het overleg. Natuurlijk zijn er soms spanningen en dat past ook in het politiebestel. Het gaat immers om zaken waar gezag en beheer elkaar ontmoeten en daarmee soms schuren. Het blijven werken vanuit het collectief en vanuit de wens om het beste te doen voor de politieorganisatie is voor hem het bindende uitgangspunt om echt stappen te kunnen zetten. Zo zijn er gezamenlijk stappen gezet om de formatie meer in balans te krijgen en de aspiranten uit de operationele sterkte te gaan halen. Daarnaast geeft hij aan dat de politie steeds meer als geheel wordt benaderd en dat burgemeesters daarbij ook meer oog voor de opsporing hebben gekregen.

Uitdagingen nu en in de toekomst

Uitdagingen zijn er uiteraard nog genoeg. Capaciteit blijft het aandachtspunt en specifiek daarbinnen heeft hij zorgen over de staat van de opsporing. De inbedding van de opsporing staat onder druk. Niet alleen om mensen startbekwaam te krijgen, maar ook vakbekwaam te maken en te behouden. Logischerwijze gaat in tijden van krapte het in te roosteren werk altijd voor, maar hier wringt wel de schoen: dat gaat ten koste van opsporing als we niet opletten. We moeten blijven investeren in kennis en kunde. Of handen en hersenen zoals Van der Burg het verwoordt. Dit Kabinet heeft fors geïnvesteerd in de partijen die samen de strafrechtketen vormen. Geld dat vooral naar operationele slagkracht moet gaan aldus Van der Burg en niet moet zitten in een woud van verantwoordingsplichten en coördinatie. Daarbij breekt hij een lans om ook ‘het handhaven van de kleine norm’ niet uit het oog verliezen. Daarmee doelt Van der Burg op de zogenaamde veelvoorkomende criminaliteit: criminaliteit met een direct slachtofferschap. Essentieel stelt hij, omdat dit ook de criminaliteitsvormen zijn die een directe relatie leggen tussen politie, OM en burger.

Overigens komt bij de aanpak van deze veelvoorkomende criminaliteit ook een andere ontwikkeling om de hoek kijken. De babbeltruc aan de voordeur wordt ingeruild voor de digitale variant van fraude en hacken. Voor de opsporing zijn dit veel complexere onderzoeken met al snel een internationale component. De kans om zaken op te lossen neemt daardoor af, terwijl het gevoel van slachtofferschap vaak groter is. Mensen voelen zich onbeschermder op het web dan in de fysieke wereld.

Trots

Hoewel er altijd werk blijft liggen waar hij graag nog zijn tanden in had willen zetten, sluit hij positief af. Hij is trots. Trots op een organisatie die 180.000 zaken per jaar afdoet. Waar mensen ondanks de hoge werkdruk onverminderd strijden voor rechtvaardigheid. En naast de ingewikkelde, grote onderzoeken die de media halen, er juist ook dagelijks kleinere zaken worden opgepakt die mensen raken. Zaken waarbij waarheidsvinding centraal staat en op die wijze een essentiële functie vervullen voor de slachtoffers of nabestaanden. Maar de komende periode staat voor Van der Burg in het teken van loslaten en het hoofd leegmaken. Door in de tuin bezig te zijn, zijn kleinzoon aandacht te geven of te wandelen. Wat daarna op zijn pad komt, is bewust voor later.